Irene Wessels, begeleider C en Giovanni Alveres, begeleider participatie en ervaringsdeskundige
‘Door de mens te zien achter het gedrag, zie je langzaam een muurtje zakken’
De locatie IBB in Utrecht biedt een beschermde woonplek voor mensen met een lichtverstandelijke beperking die te maken hebben (gehad) met bijvoorbeeld psychische kwetsbaarheid, verslaving of dakloosheid. Ze hebben veel meegemaakt in hun leven en laten soms boos, agressief of verward gedrag zien. Irene: ‘Toen ik hier 10 jaar geleden kwam werken, was de cultuur echt anders. Was een cliënt agressief, dan werd hij geschorst. Nu kijken we naar de reden van iemands gedrag en de hulpvraag erachter. We staan echt naast iemand.’
Irene werkt als begeleider en Gio als participatiebegeleider en ervaringsdeskundige op het IBB. Gio: ‘Ik heb in mijn jonge jaren vastgezeten voor verschillende delicten. Door mijn verleden begrijp ik bepaalde gedragingen van de mensen hier en dat geeft een stukje vertrouwen. De mensen die hier wonen hebben allemaal zelfstandig gewoond, zijn getrouwd geweest of hadden een gezin. Dat is helaas misgelopen door jarenlange overvraging op school, op het werk en in het alledaagse leven in combinatie met een verslaving of psychiatrische problematiek.’
Verhaal achter gedrag
Irene: ‘Het zijn mensen die gekwetst zijn en getraumatiseerd. Er zit een verhaal achter hun gedrag. Iemand schorsen vanwege ongepast gedrag doen we gelukkig al lang niet meer. En sinds we werken volgens Triple C, gaan we het gesprek aan met de cliënt en vragen rustig: “Joh, wat is er aan de hand? Ik wil je helpen, ik ben er voor je.” Je gaat dus in op iemands behoefte, niet op het ongepaste gedrag. Voor ons is het de kunst om de mens te zien achter dat gedrag. Pas dan durft een cliënt zich ook kwetsbaar op te stellen en zakt het muurtje. Ook al duurt dat wat jaartjes. Soms word je ook uitgescholden. Dat is niet oké en heel vervelend, maar je moet je weer kunnen herstellen en er zijn voor de cliënt. Je bouwt aan de relatie omdat je er voor de cliënt bent, wat er ook gebeurt. Daardoor zien we ook dat cliënten meer kunnen en willen doen’.
De juiste toon
‘Triple C heeft er ook toe bijgedragen dat de bewoners meer mee helpen’, vervolgt Irene. ‘Vroeger hoefden de cliënten niets te doen in huis. De kok zorgde voor het eten en de bewoners schoven met hun dienblad aan tafel. Nu koken ze mee en stellen samen met de begeleiders het weekmenu samen. Ook helpen ze nu mee met de wc’s schoonmaken, de tafels vegen, boodschappen opruimen en de was opvouwen. Dat gaat overigens niet altijd vanzelf. Op de meeste locaties is meehelpen een beetje verplicht, maar deze jongens kun je niets opleggen, dan ben je ze kwijt. Dus bedenk je andere tactieken om ze in beweging te krijgen. De toon waarop je iets brengt maakt dan ook een groot verschil: “Joh, wil jij even een doekje voor mij over de tafel halen?” Door ze te betrekken, staan ze meer in hun kracht.’
We zijn er voor je
‘We hebben ook cliënten die depressief zijn en heel moeilijk hun bed uitkomen’, vertelt Irene. ‘Deze mensen nodigen we elke ochtend opnieuw uit voor de koffie. Je hoopt dan dat iemand de kracht vindt om eruit te komen en even een praatje komt maken. Je hoeft niks, maar we zijn er wel. Wij als begeleiders zijn de bindende factor voor de bewoners en zorgen ervoor dat er een gesprek plaatsvindt of we spelen een spelletje.’ Gio: ‘We overleggen ook veel met de bewoners. Laatst wilden we de koelkasten open gooien, die normaal gesproken op slot zitten, zodat iedereen zelf z’n eten eruit kan halen. Maar dat wilden ze helemaal niet. Ze waren bang dat huisgenoten er met hun eten vandoor gaan. Dat is dan prima, het belangrijkste is dat je het samen bespreekt en dat wij als begeleiders dat niet bepalen. Sinds kort hebben we ook een cliëntenraad en je ziet dat de bewoners zich echt beginnen te ontplooien. Ze notuleren bijvoorbeeld zelf en nemen het heel serieus.’
Elkaar helpen
‘Ik vind het ook mooi om te zien hoe ze samen naar de winkel gaan voor de dagelijkse lunchboodschappen’, vervolgt Gio. ‘Dat wilden ze heel graag zelf doen. En ze helpen elkaar. Er is hier een bewoner in een scootmobiel. Soms kan hij niet zelf naar de winkel en dan vraagt iemand anders: “zal ik even voor je gaan”. Voor een andere bewoner is het boodschappenmoment het enige moment dat hij buiten komt, hij durft alleen samen met de groep de straat op. Elke dag haalt hij vers brood, een belangrijke dagtaak voor hem.’
Tot slot zegt Irene: ‘Nu de bewoners meer gezien en gehoord worden, hoeven ze zich minder te overbluffen. Ze weten dat ze door gewoon iets te vragen dingen voor elkaar kunnen krijgen. Het is een mooie club mensen.’